/ Bangladesh

Mangroves met dubbele bodem

Om eerlijk te zijn, op de vraag "hoe goed ken je Bangladesh?" zullen we eens diep moeten zuchten, in ons haar krabben om dan uiteindelijk toe te geven dat we erg weinig van het land kennen. De meest geassocieerde woorden die het land voor ons beschrijven liggen in een eerder negatieve lijn: te veel water, onder de zeespiegel, armoede, sweat-shops en kinderarbeid. Volgens de toeristische brochures heeft het land echter veel meer te bieden dan dat. Mangroves, rivierreizen op oude stoomboten, oude stammen diep in de wouden bij de grens met Myanmar, theeplantages, eilanden, ruïnes en jungle. Ons eerste uitstapje in Bangladesh, naar de Sundarbans, bewees inderdaad dat het land meer is dan armoede alleen. Echter, ook de bijzonder mooie mangrovebossen, de grootste aaneengesloten mangrove-oppervlakte ter wereld (10000 km2), bleken toch een ranzig tintje te vertonen toen we Dublar Char bezochten.

Bengalen - zo worden die rakkers van Bangladesh genoemd - blijken een vreselijk vrolijk en hartverwarmend volk te zijn. Dat merkten we al vlug bij onze aankomst in Khulna. Te voet wandelden we met onze bagage langs smalle straatjes waar bergen ajuin, look, chili en allerlei andere kruiden verhandeld werden. De fijngemalen poeders prikkelden onze neus en wij prikkelden de nieuwsgierigheid en lachspieren van de verkopers. Om de 10 meter werden we welkom gegeten, nageroepen of naar ons land gevraagd. Iets dat ons de rest van ons verblijf in Bangladesh nog veel zal herhalen, althans tot nu toe toch.

Ook op onze boot die ons naar de Sundarbans, een reusachtig mangrovegebied doorspekt met kanalen en eilanden waar, naar het schijnt nog 400 Bengaalse tijgers leven, bracht, werden we als koning en koningin onthaald. Tijdens het ontbijt kreeg elk van ons een privé-ober die zo veel mogelijk hun best deden om bij te scheppen of theekopjes te hervullen. We hadden wel door dat ze achteraf ook een royale tip zouden verwachten, maar desalniettemin was het aangenaam om met zoveel goede zorgen omringd te worden. Fooien geven is een essentieel deel van de cultuur en ook de Bengalen zelf zijn redelijk royaal met hun 'baksheesh'. Samen met een Amerikaan en 15 Bengalen waren we ingescheept voor een driedaagse in de Sundarbans.

De Sundarbans is een must-see in Bangladesh en ook de Bengaalse middenklasse heeft al goed zijn weg gevonden naar dit mangroveparadijs. Helaas heeft ecotoerisme nog geen intrede gedaan in het toeristische wereldje en het was pijnlijk om te zien hoe het netjes verzamelde vuilnis in de vuilnisbak vlotjes overboord werd gekieperd en hoe de mangrovebossen de eerste verpakkingen te verwerken kregen. De Amerikaan probeerde, baby-stapje per baby-stapje zoals hij het zelf omschreef, om de Bengalen wat milieuvriendelijke basics bij te brengen door het net weggegooide afval terug op te rapen en ostentatief mee te nemen. In een 20 minuten durende wandeling konden we drie zakken vullen met niet-biologisch afval. Heel even leek het te werken maar uiteindelijk zagen we toch dat ze alles achter zijn rug terug de rivier inkieperden. Er is nog een lange weg te gaan naar ecologische bewustwording en afvalbeheer.

We vaarden een dag tot aan de zuidelijke punt van de Sundarbans waar we van boord gingen om de mangroves te verkennen. Van echte natuurbeleving was weinig sprake aangezien we met z'n 20'en door het bos liepen. De kansen om een tijger te spotten werden helemaal herleid tot nul niet in het minst door de wel bijzonder uitgelaten Bengalen. Precies een schoolreisje van een 4de middelbaar. We waren dan ook al zeer tevreden toen we aan onze tweede stopplaats toch een heleboel gevlekte herten in de verte zagen. Ook bij het ochtendlijke boottochtje werden we nog getrakteerd op een krokodil die snel het hazenpad koos toen hij de lawaaierige boot hoorde langskomen. Wat we zeker niet hadden verwacht, was: "Rarara, welk dier zwemt hier in de rivier?".

Wat bij ons echter het meest bleef hangen, was niet de uitgestrektheid van het mangrovegebied of de schoonheid van de natuur, maar de uitbuiting die onlosmakelijk aan de regio verbonden is. Ook al is dit UNESCO-werelderfgoed, toch geeft de regering toelating om 3 maanden per jaar vissers toe te laten in de delta. Gelukkig vissen die kerels voorlopig nog steeds met kleine netten - dat is één mini-lichtpuntje in een zee van ellende - en zijn er geen grote trawlers in betrokken, toch niet dicht bij de kustlijn, maar de hoeveelheid vis die ze bovenhalen is ontzettend groot. De vissers zelf blijven ook geen 3 maanden, ze blijven er vijf (de corrupte regering knijpt wel een oogje dicht) en aangezien ze in mangrovegebied vissen, worden vooral jonge vissen gevangen, inclusief baby-haaitjes. We hoeven er geen tekeningetje bij te maken, zeker?

We kregen de mogelijkheid om een gesprekje te voeren met Said, wellicht onder toezicht van zijn oversten. We konden ons immers niet ontdoen van de indruk dat hij op vele vragen niet de waarheid mocht zeggen. Ook op de vraag of het goed werk was en hij goed verdiende, werd ons wel één en ander duidelijk. Een initieel, maar heel kort nee-schudden van het hoofd en met de tranen in de neergeslagen ogen liet hij weten dat het goed werk is en de verdienste voldoende zou zijn. Een ander antwoord had waarschijnlijk minder aangename gevolgen gehad voor hem.

Mochten het nu alleen nog duizenden volwassen mannen zijn die er werken, of misbruikt worden... maar op het kleine eilandje Dublar Char waar het gigantische visserskamp is opgeslaan, zagen we toch verdacht veel jongetjes rondlopen die niet veel ouder dan 13 jaar konden zijn. Met een blik op oneindig versleepten ze netten, droegen ze grote manden met vis of pelden ze duizenden garnalen. Sommigen voetbalden, zwommen vrolijk in de zee of wasten hun donkere haren waardoor het zelfs even een idyllisch tafereel leek. Toen we echter even met de naar eigen zeggen 15-jarige Ibrahim - wij schatten hem 12 jaar - konden babbelen, werd ons snel duidelijk dat de realiteit veel rauwer is dan het rustige visserskampje vanop zee doet uitschijnen.

Ibrahim is helemaal alleen weggeplukt uit een dorpje in het verre noorden van Bangladesh, waar ze met de zee nog weinig te maken hebben. Wie hem daar precies weggehaald heeft is relatief onduidelijk, maar hij sprak van zijn "provider". Die betaalt zijn familie - hou u vast - tot de volle €3 per maand om te werken in het visserskamp. 5 maanden is hij van huis weg, als alles goed gaat ziet hij zijn familie daarna terug. Tijdens ons kort gesprekje lachte hij geen enkele keer en hield hij zijn blik strak op oneindig gericht. Hij moet werken van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en leeft met enkele mannen in een klein hutje op het strand. Dit is geen werken meer, dit is moderne slavenarbeid. Op het eiland zijn er geen vrouwen en kinderen zijn een gemakkelijke prooi... Enfin, we moeten ook hier geen tekeningetje bij maken zeker?

We waren diep onder de indruk van ons bezoekje aan Dublar Char. De Bengalen bleven echter bijzonder uitgelaten. De geproduceerde gedroogde vis is een lokale lekkernij en is één van de belangrijkste exportproducten van Bangladesh. Ze kochten een paar kilo van het letterlijk en figuurlijk stinkende goedje om er thuis mee te pronken. We walgden van de vis maar het moet ook gezegd, dankzij deze chauvinistische Bengalen die speciaal een tripje naar deze ontzettend grote openluchtvisfabriek hadden gereserveerd, kregen wij een beetje inkijk in een wereld die normaal moet verborgen blijven voor toeristen. De Sundarbans zijn prachtig maar diep in de jungle gebeurt er waarschijnlijk nog veel meer dat het daglicht niet mag zien...


To be hontest, if you would ask us "How well do you know Bangladesh?", we would take a deep breath, not knowing what to answer. The associations we make with Bangladesh are: too much water, below sea level, incredible poverty, sweat-shops and child abuse. According touristic brochures, this country has much more to offer. Mangroves, river-travels on old steamers, old tribes deep in the jungle near Myanmar, thee estates, islands, runes and jungle.
Our first trip in Bangladesh, to the Sundarbans, proved the brochures to be true. However, also the incredible nice mangrove forests, the largest mangrove in the world, seemed to have a less positive side. This became clear when we visited Dublar Char, a huge open air fish factory, where we could see that mainly very young fish are caught, including baby-sharks, in this UNESCO world heritage and where child work was not an exception.

The Bengali are very nice people but uninformed, untaught people. The country seem to lack every kind of social control or ecological management. Not only the overfishing, but also the kind but ignorant Bengali middle class visiting the Sundarbans throwing packaging everywhere in the sea, rivers and mangrove forests gave us an uneasy, uncomfortable feeling.

Mangroves met dubbele bodem
Share this