/ Indonesië

Over professionaliteit, onverschilligheid en kwaliteit

61 2012-07-01 09:06:13+00 Eenmaal uit Ketambe weg, begaven we ons opnieuw op de toeristentrail. In een superlangzaam tempo, zoals we ondertussen verwachten in Sumatra, reden we naar het uiterst noordelijke punt van Indonesië, Pulau Weh, om te duiken bij een lokaal duikcentrum, een duikcentrum uitgebaat door Indonesiërs.

Als de lokale middenstand iets uitbaat, hebben wij er meestal een gevoel bij als:"goed geprobeerd, maar.... kan die pompbak nu echt niet recht hangen?", "... kan de wifi nu echt alleen maar werken als ook het licht aanstaat?", "... konden die muren nu echt niet uit iets stevigers bestaan dan uit karton?",... . Het was hier niet anders: het materiaal was enorm verouderd, maar als je bleef duwen op de inflatorslang van de jacket, dan lukte het wel om de jacket te vullen. En de gidsen rammelden een halve briefing af en sprongen zonder veel voorkennis het water in. Ze wisten een aantal beestjes te vinden, maar het kon veel beter.

De eerste duiken bestonden voornamelijk uit het wennen aan het rommelige duikcentrum. Bij de tweede duik ging het al mis. Er stond een supersterke stroming. We hadden al in de mot dat het zou waaien onder water, maar eenmaal op 14 meter, blies de stroming tot tweemaal toe onze ontspanner uit de mond. We moesten ons vasthouden aan de stenen om niet meegesleurd te worden. Het was gekkenwerk om daar te blijven.
Zelfs op Komodo, bekend voor de sterke stromingen, hadden we dit niet meegemaakt. In Komodo kon onze ervaren duikgids echter wel goed inschatten hoe de situatie onder water zou zijn. Na 10 minuten vechten, kruipen en wapperen, gaven we er de brui aan en stegen we op, de duikgids en de andere klant achterlatend. Via een vreemde up- en downcurrent geraakten we uiteindelijk aan de oppervlakte, al honderden meters verwijderd de plaats waar we te water waren gegaan.
Gelukkig had de kapitein van de boot ons gezien om ons wat later op te pikken. Misnoegd over de onkunde en en het slechte inschattingsvermogen keerden we terug. De baas, een ietwat hippie-dreadlock-vogel had gelukkig snel genoeg door dat dit voor ons een gratis 'duikje' was.

Na dit misduikje waren we alerter bij de volgende duiken. We genoten volop van het ongerepte koraal. Pulau Weh is alleszins een prachtige duikbestemming. Ondiep is het koraal nog wat kapot door de tsunami van 2004 maar hoe dieper je gaat, hoe mooier het wordt, en dat is zelden het geval. We zijn geen dieptezoekers, maar de dieptelimieten werden hier dan ook duchtig getest met een behoorlijke climax bij de laatste duik die we er deden. Er was een weelde aan vis, zoals barracuda's, scholen makrelen, zwartpuntrifhaaien, trevally's, napoleonvissen, ..., maar ook de ongewervelden waren abundant aanwezig: gorgonen ter grootte van een mens, naaktslakjes, octopussen, krabben en kreeften,... . Zeker een topduikbestemming, Pulau Weh, maar als je met Rubiah Tirta Divers meegaat, zorg dan wel dat je weet wat je doet want zelf weten ze het eigenlijk niet zo goed, leek het. Anderzijds was het wel leuk om eens eindelijk totale vrijheid te hebben tijdens onze duiken.

We namen afscheid van een topper van de afgelopen maanden, we zeiden vaarwel aan onze bungalow met hangmat en zicht op zee op het paradijs Pulau Weh om ondergedompeld te worden in iets totaal anders: de derde grootste stad van Indonesië, Medan. Het was een walgelijke stad maar we werden er ontvangen als koningen. Een privé-landcruiser taxi, nog blinkend van de laatste waxbeurt, bracht ons naar ons eigen privé-verblijf met bedienden in een guesthouse.
We hadden er een eigen living en supergrote kamer. Het mooiste en grootste verblijf in 11 maanden, maar we kregen er de kriebels van en de haartjes in onze nek gingen rechtstaan alsof er iets je besluipt maar je weet nog niet wat. In dit geval werd het vlug duidelijk: het was een ongemakkelijk koloniaal gevoel. We waren door de Belgische CEO uitgenodigd om een bezoek te brengen aan het bedrijf Socfindo. Het bedrijf heeft verschillende plantages op Sumatra. We mochten de palmolie-fabriek bekijken en vooral de nieuwe composteringseenheid, waar ze zelf zo trots op zijn. Een half werkbezoek en best wel interessant maar we kunnen ons toch nog niet goed vereenzelvigen met de eentonigheid van die palmplantages.

Vanuit Medan moesten we vliegen naar Maleisië - de ferries zijn sinds dit jaar afgeschaft - het laatste land op ons lijstje, voor we terugkeren naar België. Van Indonesië houden we een heel gemengd gevoel over: het is een land met een fantastische natuurlijke rijkdom, maar de luiheid, de corruptie en de kortzichtigheid zijn behoorlijk destructief met gigantische ondoordachte ontbossingen en vernietiging van mariene parken als resultaat. Tjah, wat wil je, als je het beheer van een marien park zoals Komodo, oorspronkelijk door een internationale organisatie gecontroleerd, overlaat aan een op geld beluste rijke, lokale ondernemer, die de rangers niet meer betaalt om dynamiet- en cyanidevisserij tegen te gaan? Ze verdienen hier duidelijk teveel centen door niks te doen...

In Penang, Maleisië, wenden we vlug aan de meer ontwikkelde wereld: 2 vaksbanen waar iedereen min of meer op zijn rijvak blijft, met gewoon asfalt zonder putten of bulten, 7-elevens en grote supermarkten. We kwamen op krachten door uit te slapen en goed te gaan eten. De volgend dag reden we in een luxebus - die had ook wel zijn prijs, maar veel andere mogelijkheden heb je helaas niet - supervlot naar Kuala Besut. Vanuit de haven vaarden we met een speedbootje naar de Perhentian eilanden, opnieuw een duikbestemming.

De eilanden worden gepromoot als onderwaterparadijs. De Perhentians claimen een marien park te zijn maar toen we een visser een haai van anderhalve meter in het plaatselijke restaurant zagen verkopen, vroegen we ons af wat er met het geld van de park permits gebeurd. Iemand wordt hier makkelijk te rijk. Het restaurant dat die avond vol trots 'shark BBQ' adverteerde, hebben we de volgende dagen met walging gemeden.

Er zijn veel duikcentra, zoals het een goede duikbestemming past, en elke local met een boot biedt wel snorkeltrips aan. Helaas gaat het hier ten onder aan zijn eigen succes. Net als Thailand, bedenken we dan even. De eerste duik was een tegenvaller van eerste klas: het koraal was morsdood, of zowaar nog doder als mors kan zijn. Maar niet alle duiken vielen tegen.
Er ligt een leuk wrak op een kwartiertje varen van de eilanden, waar er veel vis zit en ook de duikplaats 'Temple' had veel te bieden: kleine bamboehaaitjes, heel veel roggen en murenes maar ook gigantische scholen vis. De diversiteit is echter niet groot in vergelijking met de duikplaatsen in Indonesië. Maar het moet wel gezegd: de duikschool was erg professioneel. Goede boten, degelijk materiaal en goede gidsen. Prijs/kwaliteit was het zeker in orde. We betaalden dan ook niet veel voor onze duiken.

Er zat wel wat vis rond de Perhentians, maar de met algen begroeide koralen toonden aan dat de Perhentians ver boven hun stand leven. Teveel onverschillige toeristen, te weinig ecologisch bewustzijn en te weinig duurzaamheid. Niet alleen de koralen zijn dood, ook de vriendelijkheid heeft sterk ingeboet in dit eiland van verderf. Een glimlach kon er duidelijk niet meer van af bij de arrogant-luie receptionisten en guesthouse-uitbaters. Ook hier stromen de centen veel te vlot binnen om niks te doen, behalve dan onverschillig onbehulpzaam zijn. Je zou even denken dat het een soort van Belgacom- of Electrabel-helpdesk in levende lijve is, met dat verschil dat de telefonische helpdesks na afzienbare tijd toch nog een vriendelijke stem op je los laten die laat weten dat je wordt doorverbonden. Hier kregen we doorgaans niet enkel geen antwoord, maar werden we simpelweg genegeerd. Terwijl we de speedboot richting vasteland namen, besloten we dan maar dat de Perhentians onze eilanden niet zijn.


After the great experience in Ketambe, we continued our trip with a few days diving in Pulau Weh, a visit to a palm factory in the third biggest city of Indonesia, Medan and another few days of diving in the Perhentian Islands. In short, we did like the diving in Pulau Weh a lot, as well as the friendly population, although the dive centre was less than amateurish. But the corals, especially a little deeper were astonishingly beautiful.
Medan contrasted Pulau Weh by far: the colonial feeling we had in the guest house of the palm oil and rubber producing firm Socfindo was almost as depressing as the city was stinking and dirty. The trip to one of their many palm oil producing factories, and their simple composting installation was interesting, but in no way we could agree with the very monotonous palm plantations in the area. We prefer the original jungle by far...

The first stop in Indonesia, after one night in Pedang, was the Perhentian Islands, promoted for their great diving. We couldn't disagree more with the latter: although there's still quite a lot of fish around, the corals are plain dead, certainly more dead than Elvis. And if it was only the coral that was dead, we might have enjoyed it more, but friendliness on the island is very hard to find, except in the dive centre, which was ran very professionally. Moreover, when we saw some fishermen proudly carrying a 1.5m shark to a restaurant, that later that evening proudly presented a 'shark BBQ', we were pretty disgusted, wondering what happened with the 'park conservation fee' we had to pay. When we came back from the Perhentian Islands, we simply decided that these islands are just not the kind we like, moving on the the jungle in Taman Negara.

Over professionaliteit, onverschilligheid en kwaliteit
Share this