/ Iran

Savaritrippen

Omdat we nog wat tijd en centen over hadden - dat klinkt ontzettend verwend - dankzij de rush-tour in Kerman, besloten we een klein ommetje te maken via Bandar Abbas en Minab. Wat er allemaal precies te zien is, dat wisten we zelf niet zo goed, maar omdat we dan de zee konden zien, leek ons het wel een bijzonder sterk plan. Bandar Abbas was nogal duur, dus verbleven we op het tax-free eiland Qeshm, dat ongeveer even duur bleek te zijn als Bandar Abbas. Mede om die reden, en omdat ergens raken buiten Qeshm town bijzonder moeilijk is, verbleven we er maar één nacht, gevolgd door een nacht in Minab en een savaritocht naar Bam, de laatste stop voor de grensovergang met Pakistan.

Onze nachtrust in de nachtbus vanuit Kerman werd abrupt onderbroken net voor aankomst in Bandar Abbas bij de Perzische golf. Een bijzonder harde knal haalde iedereen uit zijn slaap. Naar alle waarschijnlijkheid waren er stenen van de rotswand waar we langs reden gevallen. De buschauffeur had ze niet allemaal kunnen ontwijken en er was een 'sterretje' in de voorruit waar Carglass een puntje aan kan zuigen. Voor de buschauffeur was dat blijkbaar niet zo'n groot probleem en hij reed verder zonder de schade op te meten. We raakten verder relatief veilig in Bandar Abbas waar het tijd was voor de oversteek naar het eiland Qeshm. Omdat we toch in een avontuurlijke bui waren, kozen we voor een 40 minuten durend ritje met een klein polyesteren bootje tussen de vele vrachtschepen. In Disneyland of, meer Vlaams, Plopsaland, zou je veel geld neertellen voor een dergelijke rit. Ons kostte het ongeveer anderhalve euro per persoon en we hadden ons ondertussen ook verplaatst!

Het taxfree-eiland Qeshm zelf heeft zichzelf de stempel 'eiland der zeven wonderen' toegeëigend. We hebben ze zeker niet alle zeven ontdekt, al is het maar omdat het een wonder is als je ergens raakt buiten Qeshm town. Het 'geopark' lijkt op foto wel de moeite, maar zelf hebben we het niet gezien. Wel zijn we tot in het dorpje Laft geraakt in twee sprongen: het eerste stuk met een savari en het laatste stuk met een taxi.

Savari? Ja, er zijn een aantal transportmiddelen in Iran, en één ervan is de savari, ook wel 'shuttle taxi' of 'shared taxi'. We hebben het er nog niet over gehad, bij deze dus: deze shuttle taxi's hebben een vast traject tussen pakweg punt A en punt B. Weten waar de savari die jouw richting uitgaat is een kwestie van geluk, voldoende mensen tegenkomen die je de juiste richting uitwijzen en wat gezond verstand. Zo raak je bij punt A, waar je vlot een auto in geduwd wordt, samen met anderen, om zo richting punt B te gaan. Dit is de niet zooo simpele eenvoudige variant.

De moeilijkere variant om een savari te nemen is deze waarbij er iemand tussen punt A en punt B uitstapt, of waarbij de savari niet vol zit in punt A. Er is bijgevolg minstens één plaats vrij. In dat geval tracht de savari-chauffeur mensen op te pikken langs de straat. Dat is een kunstvorm die voor weinig buitenlanders weggelegd is. Het gaat als volgt: als iemand mee wilt met een savari en er één ziet aankomen, zwaait hij even met de arm.
De savari-chauffeur rijdt zowat recht op die persoon af, draait ondertussen zijn venster open, scheert rakelings aan iets verminderde snelheid voorbij de persoon, die op zijn beurt op het goede moment de richting roept die hij uit wilt. Als de savari die richting uitgaat, stopt hij om de persoon in kwestie in te laden, anders rijdt hij verder. Best spannend, maar onze skills waren ondermaats en op deze manier is het ons nooit gelukt. Ofwel stopte de savari volledig zodat we in een minuut konden uitleggen waar we naartoe wilden, ofwel werden we genegeerd.

Hoe dan ook, we gingen dus naar Laft, het eerste stuk savari-gewijs, van punt A, Qeshm town naar punt B, een dorp tussen Qeshm en Laft. Van daaruit hebben we een lift gekregen van een taxi-chauffeur die we dan ook moesten betalen. Laft zelf is echt mooi en heel gezellig: je vindt er enerzijds de bouw van boten, grote mooie houten cargo-schepen, anderzijds is het dorp een bos van badgirs (windtorens, maar dat wisten de trouwe bloglezers wellicht wel nog). Je kunt hier werkelijk door de badgirs de boten niet meer zien. De 70 km terug naar Qeshm town kostten ons heel wat tijd en twee savari's.

Na Laft en mede door de transportmoeilijkheden, het dure hotel en het warme, vochtige weer hadden we voldoende van Qeshm gezien. Echter, op deze feestdag, de eerste dag na de Ramadan, was het niet zo vanzelfsprekend om savari's te vinden. Na lang genoeg wachten zaten we toch in een savari naar punt B, dit keer was dat Minab. De donderdagmarkt van Minab is echt een allegaartje van verschillende vrouwenmodes. Bijzonder interessant om te zien, en blijkbaar ook om gezien te worden: velen keken vreemder naar ons dan wij naar hen en hun markt.
Het weer voelde een beetje Afrikaans, en zo ook de markt: weinig manteaus maar des te meer kleurrijkere doeken, waartussen nog steeds zwarte gordijnen liepen. Meer speciaal en minder Afrikaans zijn de 'gemaskerde' vrouwen: sommigen zien er wat Darth Vader-achtig uit, anderen zijn kleurrijker, elk masker specifiek voor een bepaalde streek. In Minab, op weg naar de donderdagmarkt, kwamen we trouwens ook nog 'Rarara, wat is dit?' tegen. We kennen het allemaal, maar het ziet er doorgaans anders uit.

Omdat er in deze regio eerder weinig vervoersmiddelen zijn behalve de savari's en taxi's, werden de volgende 400 kilometer tussen Minab en Bam, afgelegd met de shuttle taxi's. Tot onze verbazing ging dat heel erg vlot en de 4 savari's die we moesten nemen volgden elkaar bijzonder snel op. Gelukkig hadden we voldoende water meegenomen, want tijd om drinken te kopen was er eigenlijk niet. Het enige waar we wel problemen mee hadden was de overdreven of oneerlijke prijs die ze achteraf wel eens durfden vragen voor onze bagage, maar niet voor de bagage van anderen. Uiteraard gaven we daar niet aan toe. We willen met onze resterende centen nog over de grens raken, en we wisten nog niet precies hoe duur Bam zou zijn.


Because we still had some money and time and since we did Kerman in a rush, we decided to visit Bandar Abbas and Minab. We had no idea if there was anything to do or see there, but seeing the sea, i.e. the Persian Gulf, seemed a very good plan. However, Bandar Abbas was rather expensive, so we took a little boat to the tax free island Qeshm. The latter seemed more or less as expensive as the former. Moreover, transport around the island Qeshm, the self declared 'seven wonders island', seemed not very easy.

The geopark of Qeshm really looks nice on pictures, but we couldn't get there taking into account a reasonable price. So we went to the village Laft, which is very cozy and nice. About every house has a badgir. This transforms the village into a real forest of badgirs. Moreover, they still build wooden cargo-ships. It's a great view if you go a little up hill: first sand, then badgirs, then sea with wooden cargo-ships.

A ride to Minab was quite hard on the first day after the Ramadan, but we got there anyway on Wednesday evening. Minabs Thursday market is amazing. It looks and feels a little African, although you still can see the black chadors around here. More strange, however, are the masks some of the women wear. You got them in different shapes and colors, revealing the area where the women come from. Really worth the detour and hassle to get there or to leave from there. We had to take about four savaris, shared taxis, to get from Minab in Bam, our last stop before crossing the border with Pakistan.

Savaritrippen
Share this